De bodem. De basis voor ons voedsel

Onder bodem verstaan we de bovenste laag van de aardkorst, waarin plantenwortels (kunnen) groeien. De bodem is de basis voor al ons voedsel, van graan voor brood of pasta en veevoer voor de productie van melk en vlees, tot aardappelen, appels, peren en cranberry’s. Daarnaast heeft de bodem allerlei andere functies zoals het filteren van regenwater, waardoor de kwaliteit van ons drinkwater op peil wordt gehouden. De bodem werkt daarnaast als een spons bij overvloedige neerslag, kan broeikasgassen uit de atmosfeer vastleggen en is essentieel voor natuur en biodiversiteit. Kortom, zonder bodem kunnen we niet. Maar de bodemvruchtbaarheid voor onze voedselproductie wordt bedreigd. Bekijk dit filmpje

Wanneer je goed bent voor de grond, zal de grond goed zijn voor jou, zegt een oude boerenwijsheid.

Om te weten hoe je goed voor de grond moet zorgen, moet je wel weten hoe die in elkaar zit. De bodem bestaat uit gronddeeltjes, water, lucht, organische stof en bodemleven. De verhoudingen moeten gunstig zijn. Te veel water bijvoorbeeld, verdringt lucht (met daarin zuurstof), waardoor het bodemleven inactief wordt en de bodemprocessen stil komen te staan. Grond die te nat is, verdicht als je eroverheen gaat rijden. Te veel verdichting doet de hoeveelheid lucht in de grond afnemen en beperkt de groei van plantenwortels en daarmee de groei van de hele plant. Ploegen en oogsten verstoren het bodemleven en doen de organische stof, belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid, afbreken. Als de bodem met rust wordt gelaten, kan de vruchtbaarheid zich opbouwen.

Op verschillende manieren kunnen boeren goed voor de bodem zorgen. Door bewerking van de grond tot een minimum te beperken. Door jaarlijks andere gewassen te telen, door meerjarige gewassen (bijvoorbeeld gras), of door combinaties van eenjarige en meerjarige gewassen, bijvoorbeeld fruitbomen met graan. Bomen wortelen diep, leveren veel organische stof en stimuleren het bodemleven.

Bodem en broeikasgassen

Kooldioxide en methaan zijn gassen die bijdragen aan de versterking van het broeikaseffect, dus de opwarming van de aarde. De bodem kan via plantengroei en –afbraak deze gassen vastleggen in de vorm van koolstof, waarmee ze niet meer bijdragen aan het versterkte broeikaseffect. Planten hebben kooldioxide nodig om te groeien. Ze leggen het vast in hun bladeren, stengels en wortels. Wanneer na de oogst de onbruikbare delen van landbouwgewassen op het land achter blijven of onder de grond gewerkt worden, ontstaat organische stof. Organische stof bestaat voor een groot deel uit koolstof. Het is de kunst om het organische stofgehalte in de bodem zo hoog mogelijk te maken. Dat wordt bereikt door gewasresten op het land achter te laten, door het bodemleven zo weinig mogelijk te verstoren en door dierlijke mest te gebruiken in plaats van kunstmest.

Grondsoorten

Grondsoorten worden ingedeeld op basis van de grootte van de bodemdeeltjes: zand, klei, hoogveen, laagveen, löss en allerlei tussensoorten. Kleigronden zijn van nature vruchtbaarder dan zandgronden, want klei kan mineralen (de voedingsstoffen voor planten) beter binden dan zand, bijvoorbeeld als het veel regent. Maar zware klei heeft als nadeel dat het water vasthoudt en bij uitdrogen erg hard wordt. Het is lastig om op zware kleigronden aardappelen en wortels (die dieper de grond in gaan) te telen. Vandaar dat er van oudsher veel granen en koolzaad (die minder diep de grond in gaan) wordt geteeld in Noord Groningen. Veen bestaat voornamelijk bestaat uit plantenresten die zijn verteerd en geconserveerd. Het is een vruchtbare maar natte, sponsachtige grondsoort. Om veen geschikt te houden voor landbouw, wordt het waterpeil laag gehouden. Maar ook dan kan er maar beperkt met machines overheen gereden worden. Vandaar dat in de Nederlandse veengebieden vooral gras geteeld wordt en er koeien buiten lopen. Wil je weten welke grondsoorten in de Achterhoek voorkomen? Klik op de kaart hiernaast.

Biodiversiteit, de bodem leeft!

De soortenrijkdom in de bodem is enorm en is minstens zo groot als die van koraalriffen of het tropisch regenwoud. Bodemdieren variëren in afmeting van minder dan een millimeter tot meer dan een meter. Sommige soorten kunnen buiten de bodem niet overleven, zoals regenwormen, de mol en de veenmol (een soort krekel). Andere soorten brengen een deel van hun leven in de bodem door. Eitjes, larven en poppen van veel vliegen en kevers leven van plantenwortels, afgevallen blad of mest, terwijl de volwassen dieren boven de grond hun voedsel bij elkaar scharrelen. Het ondergrondse bodemleven  helpt voedingsstoffen opneembaar te maken voor planten. Wormen maken met hun gangen de bodem doorlaatbaar voor regenwater en plantenwortels. Bodemleven houdt de grond dus vruchtbaar en geschikt voor landbouw.

Wist je dat:

  • In Nederland 65 procent van het land gebruikt wordt voor agrarische productie?
  • 28 procent van de Nederlandse diersoorten afhankelijk is van de bodem? Daarmee maakt de bodemfauna een substantieel deel uit van de Nederlandse biodiversiteit.
  • In één theelepel zwarte grond meer organismen leven dan er mensen zijn op de wereld?
  • Bij te veel mest in de grond, sommige dier- en plantensoorten te hard gaan groeien en dat dit ten koste gaat van andere soorten, dus van de biodiversiteit, maar ook van waterkwaliteit?
  • Bij het gebruik van vaste rijpaden op een akker de bodemstructuur tussen de rijpaden gespaard wordt en dat dit tot hogere gewasopbrengsten leidt?
  • Beweiding door koeien beter is voor de bodem dan gras maaien en afvoeren met zware machines?

Meer weten?

Bodem en Co2 uitstoot. Bekijk dit filmpje van de FAO.

Publicatie Leve(n) de bodem!  of check deze link

www.bodemacademie.nl

www.goedbodembeheer.nl

Film Bodemboeren met Gerjo Koskamp uit Halle

Met dank aan het Louis Bolk Instituut!